Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl
Tempowisseling

Veel mensen veranderen van tempo in de zomervakantie. De een verruilt kantoorstoel voor klimtouw, de ander zijn leaseauto voor een vishengel. Sommigen geven zich ten volle over aan het onthaasten in de tuin van hun tweede huis in Frankrijk, anderen laden een volle bepakking op hun rug en lopen zich het snot voor de ogen in een vochtige jungle.

En mocht je aan passieve sportbeoefening doen dan vliegen de tempi je om de oren bij Wimbledon, Tour de France en Olympische Spelen. De ene keer wint de atleet die een moordend tempo het langst weet vol te houden, de volgende keer een wielrenner die door malle tempowisselingen zijn concurrenten hun benen laat opblazen, en dan weer een hardloper die de tweede helft van zijn race sneller aflegt dan de eerste. Er valt geen peil op te trekken, behalve dan dat wie wint, zijn “eigen koers” heeft gelopen, gereden, gevaren.

Dilemma’s

In trainingen over procesmanagement vragen we aan deelnemers welke dilemma’s zij in hun praktijk tegenkomen. Daar zitten klassiekers bij als: moet ik de inhoud ontwikkelen, of het proces sturen? Steek ik mijn tijd in het identificeren en definiëren van het probleem of zoek ik een oplossing die werkt? Kies ik voor onmiddellijk handelen, of denk ik er eerst nog even over na? Dat zijn van die gulden middenwegproblemen: in extremo kun je linksom of rechtsom, maar je voelt aan je water al aan dat geen van beide verstandig is – maar wat dan wel? Zo ook hier: moet ik sneller gaan, of juist langzamer?

Betekenis

Tempo is relatieve snelheid – om de waarde ervan te beoordelen moet je er een referentiepunt aan toevoegen. Zus of zoveel pedaalomwentelingen per minuut worden pas relevant als ik weet bij hoevèèl omwentelingen ik een optimaal wattage lever en ik het meest economisch arbeid verricht. Hoeveel gas ik moet geven wordt relevant als ik weet hoe laat de veerpont vertrekt die ik moet halen.

Tempo krijgt pas betekenis als je iets hebt om te timen: als je weet wat je wanneer moet of wilt leveren. Een referentiepunt helpt bij die timing (de afvaarttabel van het veer, mijn cumulatieve trainingsgegevens) en geeft je een idee van het juiste tempo in specifieke omstandigheden.

(Geen) referentiepunt

Zo zien we procesmanagers in de praktijk hun tempoproblemen ook te lijf gaan: ze zoeken een referentiepunt en stemmen daar hun tempo op af. In verkiezingstijd gaan klussen met kans op lintenknippen in de versnelling, dossiers die hoofdpijn verwekken mogen een paar tandjes lager want wie weet verdampen de problemen door de verkiezingsuitslag. Doordat nieuwe spelers het speelveld betreden kun je ineens wél verder met een idee. De komende 2 dagen is het mooi weer – dan neem ik mijn projectgroep mee het gebied in, want dat ligt er dan mooi bij.

Wie niets heeft om zijn tempo aan te bepalen, moet zich zorgen maken. Het risico is dan groot dat het ontbreekt aan een eenduidig geformuleerde opdracht, of dat er geen overeenstemming is over idee, doel of resultaat. Dat zijn van die klussen, die gaan van ergens naar nergens. Er  zit geen tempo in en hoe je ook je best doet, er lijkt geen voortgang laat staan vooruitgang in te krijgen…