Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl

PDF

Strijd

Toen ik mijn microbiologische ambities had ingeruild voor het macroperspectief der sociologie, woedde de strijd over de merites van kwalitatief respectievelijk kwantitatief onderzoek volop. Ik bleef in Wageningen plakken, in de verwachting dat de Landbouwhogeschool de kerk in het midden hield.

Dat kwam uit. Aan de ene kant werden we volgestopt met wiskunde om uit enorme datamatrices betekenis te peuren en hypothesen te toetsen. Zoiets als wat Alex Pentland doet met zijn sociale natuurkunde, maar dan zonder diens veel verder ontwikkelde technieken van dataverzameling en –interpretatie.

Grounded

Aan de andere kant werden we gestimuleerd om ons te bekwamen in kwalitatief onderzoek en het ontwikkelen van grounded theory a la Glaser & Strauss. Weliswaar hadden we niet zo’n uitstekend leerboek als het recent verschenen “Doing Qualitative Research”  van Beuving & De Vries. Toch leerden we hoe we door middel van beschrijven, interpreteren en verklaren, theorie konden ontdekken in de data die we met non-directieve interviews hadden verzameld.

Thomastheorema

Centraal in zulk onderzoek – en trouwens ook in het boek van Beuving c.s. – staat het theorema van William Thomas: “If men define situations as real, they are real in their consequences” – waaruit volgt dat, afhankelijk van hun definitie van de situatie, mensen eenzelfde handeling anders kunnen uitleggen.

Ik vermoed dat Pentland met dat theorema niet veel kan. Zijn claim op de sociaalwetenschappelijke waarheid berust op “meten is weten”. In Social Physics laat hij steeds op basis van “honderden gigabytes” aan data zien, dat incentive X leidt tot handeling Y. En dat kan hij op het niveau van het individu, de groep, de stad, de samenleving. Maar in het midden blijft, waarom mensen doen zoals ze doen, in de situatie waarin ze zich bevinden.

Waarom?

Toch is het relevant om daar een idee van te hebben. Denk aan vragen die we in procesmanagement veelvuldig tegenkomen. Waarom wil de gebiedsontwikkelaar de ene kant op, de lokale politiek de andere en willen omwonenden een alternatief? Waarom kiest de manager voor reorganisatie zus, wil een deel van zijn medewerkers graag zo en weer een ander deel liever helemaal niets?

Je zou kunnen zeggen dat een procesmanager die in zulke situaties klaarheid moet krijgen, als een naturalistisch onderzoeker aan de slag kan. Hij heeft vragen te onderzoeken als: hoe definiëren personen en partijen de situatie? Hoever lopen die definities uiteen? Wat leert ons dat over de kansen op een uitkomst met draagvlak en draagkracht? Onder welke omstandigheden zijn die situatiedefinities dichter bij elkaar te brengen?

Een procesmanager gaat met betrokkenen praten, ontwikkelt een idee van wat er aan de hand is en op basis van zo’n soort grounded theory probeert hij te organiseren dat partijen in beweging komen. Doing Qualitative Research van Beuving en De Vries biedt tal van inzichten en handreikingen waarmee een procesmanager als toegepast naturalistisch onderzoeker het veld in kan.

Vervangen

Een ding wringt een beetje. In het Thomastheorema vervangen de auteurs op eigen gezag “men” door “people”. Het argument is dat we in Thomas’ tijd “men” als “mensen” lazen en nu als “mannen”. Dat kan kennelijk niet.

Hm. Toen Neil Armstrong op de maan stapte, bedoelde hij te zeggen: “This is a small step for a man…”, maar het lidwoord verdampte volgens de maanwandelaar in de ether. Zouden we hem, Beuving c.s. volgend, dan voortaan moeten citeren als “This is a small step for a person…”?